Doelen
- De deelnemer kan nieuwe woordenschat consolideren.
- De deelnemer kan eenvoudige instructies begrijpen.
Materiaal
- Twee balletjes.
- Kaarten met afbeeldingen die passen bij het behandelde onderwerp.
Voorbereiding
Maak kaarten met afbeeldingen gerelateerd aan het behandelde onderwerp.
Instructies
- Verdeel de groep in teams van twee of drie personen.
- De ene deelnemer houdt een balletje in de rechterhand, de andere deelnemer houdt de kaarten vast.
- Begin met een eenvoudige instructie, bijv. benoem de afbeelding die je partner laat zien terwijl je het balletje omhoog gooit. Vang het op met dezelfde hand.
- Zodra dit soepel verloopt kan je de instructies veranderen, bijv. benoem de afbeelding die je partner laat zien, terwijl je het balletje van de rechterhand in de linkerhand gooit.
- De andere deelnemer toont een nieuwe kaart nadat de afbeelding correct is benoemd.
- Maak de instructies moeilijker door zijwaartse stappen toe te voegen.
Variant
Deze oefening is ook geschikt voor het consolideren van twee verwante woordgroepen, bijvoorbeeld regelmatige en onregelmatige werkwoorden, even en oneven getallen, groenten en fruit, waarbij de deelnemer bij woorden van de ene groep het balletje met de rechterhand opvangt en bij woorden van de ae groep met de linkerhand.