Doelen
De activiteit helpt de deelnemers om met buren om te gaan en om (gevoelige) onderwerpen met buren te bespreken. Een goede verbinding met buren helpt deelnemers zelfstandiger te functioneren en hun sociale netwerk te versterken.
Doelen activiteit:
- Zelfvertrouwen en vaardigheden verwerven om relaties met buren op te bouwen;
- De vaardigheden hebben om assertief te zijn als iets dwars zit in de relatie met de buren;
- Conflicten met de buren aanpakken zodat het resultaat bij voorkeur een win-winsituatie is;
- In alledaagse situaties buren om hulp kunnen vragen.
Materiaal
(Prints van) beeldkaarten met situaties (te vinden in pdf-versie van activiteit).
Voorbereiding
Print de beeldkaarten (te vinden in pdf-versie van activiteit) als je denkt dat deze de deelnemers helpen.
Instructies
De centrale vraag bij deze activiteit is: hoe ga je om met je buren? Deze
vraag wordt op een speelse manier onderzocht in de vorm van 3 rollenspelen.
In rollenspel 1 is een deelnemer de nieuwe buurman/-vrouw bij wie jij – de facilitator – aanbelt. Je stelt je voor. Wat zegt de buurman? Bespreek dit samen met de klas. Wat zou jij zeggen als de nieuwe buurman bij jou aanbelt? En wat ga je doen als jij de nieuwe buurman bent? Onderzoek samen welke redenen je kunt hebben om bij je buurman aan te bellen. Gebruik dit later bij het vervolg van het rollenspel.
Voor rollenspel 2 vraag je een deelnemer om bij jou aan te bellen. Zet de muziek op je telefoon luid. Wat zegt zij/hij tegen jou? Bespreek dit samen met de klas.
In rollenspel 3 bel jij aan bij een andere deelnemer en vraagt of je koffie mag lenen. Wat zegt de deelnemer tegen jou? Bespreek dit samen met de klas.
Gebruik nu de situaties die tijdens deze 3 rollenspelen naar voren kwamen in rollenspelen waarin de deelnemers in tweetallen de rollen spelen. Je kan hiervoor zogenaamde beeldkaarten gebruiken (onderaan de pdf van deze activiteit) waarop situaties afgebeeld zijn. Afhankelijk van het taalniveau kunnen de deelnemers eerst oefenen met basiswoorden/zinnen (‘Welkom’, ‘Kun je de muziek zachter zetten?’, ‘Kan ik lenen…?’, ‘Ik heb een feestje, wil je komen?’ ‘, enz.).
Aan het eind krijgen de deelnemers een huiswerkopdracht: Ze bellen aan bij de buren of beginnen een gesprek met een buurman op straat. Ze zullen wat vragen stellen, en als de buurman toestemming geeft en ook de deelnemer het goed vindt, zullen ze het gesprek opnemen en een foto maken. Dit wordt bijvoorbeeld gedeeld via WhatsApp. (Dit is optioneel, alleen als het goed voelt voor de deelnemer en de buurman).
Tijdens de volgende les bespreek je de verhalen van de buren en hoe het ging. Is het gelukt? Wat ging er goed/niet goed? Wat was moeilijk/niet moeilijk? Als veel deelnemers het te zenuwslopend of moeilijk vinden, kunnen ze in tweetallen werken. Ze kunnen samen bij elkaars buren aanbellen en elkaar helpen met de gesprekken.
Variant
Als deelnemers het te zenuwslopend vinden om bij een buur aan te bellen of een gesprek te voeren met een buur op straat, kunnen ze in tweetallen werken en elkaar helpen met de gesprekken.