Doelen
- De deelnemer kan zijn woordenschat over transportmiddelen consoleren.
- De deelnemer kan afbeeldingen beschrijven.
Materiaal
- Internetverbinding
- Smartphones
- Afbeeldingen van transportmiddelen die typisch zijn voor jouw land
- Schoolbord
Instructies
- Toon beelden van verschillende transportmiddelen. Geef ze een naam en geef relevante informatie.
- Gebruik het vervoermiddel in een zin, bijv.
Ik neem de tram.
Ik ga met de brommer.
Ik fiets naar het station. - Vraag de deelnemers om te zoeken naar beelden van vervoersmiddelen die typisch zijn voor hun land.
- Laat de deelnemers praten over hun foto’s. Mogelijke vragen:
Heb je er een?
Gebruik je het vaak?
Heb je een abonnement?
Is het duur?
Hoe snel gaat het?
Heb je een rijbewijs nodig? - Schrijf relevante en/of nieuwe woorden op het bord.