Doelen
De deelnemer kan eenvoudige instructies begrijpen.
Materiaal
Verschillende ballen
Voorbereiding
- Herhaal de woordenschat voor de lichaamsdelen.
- Bespreek welke lichaamsdelen je kunt gebruiken om een bal te gooien.
Instructies
- Verdeel de groep in twee teams.
- Het ene team vormt een buitenste cirkel, het andere een binnenste.
- Geef een deelnemer van de buitenste cirkel een bal.
- Hij/Zij (A) duidt een deelnemer in de binnenste cirkel (B) aan, een manier om de bal te passeren (bijvoorbeeld met de voet, het hoofd, de hand of de knie), en een deelnemer in de buitenste cirkel (C).
- A gooit de bal naar B.
- B geeft de bal door aan C, op de manier die A heeft gekozen.
- Speel tot iedereen aan de beurt is geweest.
- Laat de teams van cirkel wisselen.
Variant
Je kunt de oefeningen ook met meerdere ballen tegelijk doen.