Doelen
Deelnemers
- in contact brengen met een gelukkig gevoel door middel van een foto;
- aanmoedigen een kort verhaaltje te vertellen;
- vertrouwd maken met het gegeven dat iedere luisteraar dat wat hij/zij hoort anders interpreteert;
- duiden dat de verteller en de luisteraar allebei een actieve rol spelen bij het ‘maken’ van een verhaal;
en - de kennismaking tussen de deelnemers bevorderen;
- jou als trainer een beeld geven van de taal- en vertelvaardigheden van de deelnemers.
Voorbereiding
Een digitaal apparaat waarop de deelnemer foto’s heeft opgeslagen (doorgaans mobiele telefoon)
Instructies
- Vraag de deelnemers om op een mobiel apparaat (meestal zal dit een telefoon zijn) een foto te kiezen waar ze blij van worden. Geef ze 5 minuten om dit te doen. Ze mogen de foto niet aan iemand laten zien.
- Vraag een van de deelnemers om de groep over de foto te vertellen (bijvoorbeeld: waar is de foto genomen en wanneer, met wie was je, waarom maakt de foto je blij).
- Als de deelnemer klaar is met zijn/haar verhaal, vraag dan aan een andere deelnemer om de foto te beschrijven zoals hij/zij denkt dat die eruit ziet.
- Vraag vervolgens de eerste deelnemer om de foto aan de groep te laten zien.
- Als iedereen een foto heeft beschreven, vraag je de deelnemers wat de verschillen zijn tussen hoe jij denkt dat de foto eruitziet en wat het werkelijk is. Geef ze de tijd om zelf met een antwoord te komen (in de trant van: het verhaal over de foto roept beelden bij me op).
Zodra het antwoord gegeven is, kun je een brug slaan naar hoe iedereen zijn eigen interpretatie kan geven aan een verteld verhaal, wat impliceert dat niet alleen de verteller, maar ook de luisteraar een actieve rol speelt in hoe een verhaal ‘ontvangen’ wordt.
Variant
- Als de groep uit meer dan circa 8 mensen bestaat, kan je ervoor kiezen de groep in paren te splitsen. Een persoon vertelt over de foto, de ander beschrijft hoe hij/zij denkt dat de foto eruit zien, dan bekijken ze de foto samen en daarna draaien ze de rollen om. Als alle paren klaar zijn, breng je de groep weer bij elkaar en bespreek je de verschillen tussen hoe je denkt dat de foto is op basis van wat je hoort en hoe de foto werkelijk is en waarom dat verschil er is.
- Je kan mensen laten kiezen uit foto’s die jij aanreikt. Je kan hen vervolgens vragen een verhaaltje te vertellen over wat zij mooi, lelijk, interessant etc. aan de foto vinden. Dit zal voor sommigen eenvoudiger zijn dan iets persoonlijks vertellen over een eigen foto.
- Om deze activiteit meer te koppelen aan inburgering en toch te gebruiken om mensen te laten praten en luisteren, kun je de leerlingen een woord geven (bijv. politie, ziekenhuis, gemeenteraad, familie, openbaar vervoer) dat ze moeten zoeken in Google-afbeeldingen. Welke afbeelding kiezen ze? Welk verhaal vertellen ze hierover? In welk opzicht zijn de interpretaties verschillend of vergelijkbaar?